
In kranten staan geregeld cartoons: humoristische tekeningen, met of zonder tekst. In het nieuws gaat het vaak om een karikatuur van een bekend persoon of een persiflage van een actuele situatie.
Om cartoons of spotprenten te leren begrijpen, kun je de WIBA-methode gebruiken: waarnemen, interpreteren, beoordelen, actualiteit.
Leerlingen gaan op zoek naar cartoons in het nieuws en passen deze methode toe. Lukt het de betekenis te achterhalen? Ook leren ze de kenmerken van cartoons en het verschil tussen een cartoon en een stripverhaal.
Wat je leert:
- Wat de WIBA-methode is
- De WIBA-methode toepassen op cartoons
- Leerdoel: Leesvaardigheid
- Vak: Maatschappijleer, Maatschappijwetenschappen, Nederlands
Lessuggesties
Introductie cartoons
- VO Bovenbouw

Een cartoon is een humoristisch tekening, met of zonder tekst. In het nieuws gaat het vaak om een karikatuur van een bekend persoon of een persiflage van een actuele situatie. Een cartoon bestaat, anders dan een stripverhaal, uit één plaatje. Een ander verschil is dat bij een cartoon meestal voorkennis vereist is over de afgebeelde situatie/persoon, bij een stripverhaal niet. Een handig hulpmiddel om cartoons te leren begrijpen, is de WIBA-methode:
W=Waarnemen (Ik zie..) Noteren wat je op de spotprent ziet: voorwerpen, symbolen, tekst.
I=Interpretatie (Dat betekent..) Wie of wat stellen de figuren voor? Welke betekenis hebben de symbolen?
B=Beoordeling (Ik vind..) Ik vind de spotprent goed want.. Ik vind de spotprent niet goed omdat.
A=Actualiteit (Dat slaat op..) De spotprent gaat over de actuele situatie van ……
Opdracht cartoons
- VO Bovenbouw
Tweetallen
- Zoek in tweetallen in de diverse dag- en weekbladen en/of nieuwssites minimaal drie cartoons. Bij elke cartoon schrijven jullie op wat de bron is en passen jullie de WIBA-methode toe.
- Kies een persoon of nieuwssituatie waar jullie zelf een cartoon bij maken.
- Wissel jullie cartoon uit met een ander tweetal. Begrijpt het andere tweetal de betekenis van de cartoon?
Afsluiting cartoons
- VO Bovenbouw
Klassikaal
- Bespreek de opdrachten na. Zijn er verschillen tussen de cartoons in verschillende dag- en weekbladen en/of nieuwssites? Bijvoorbeeld op het gebied van onderwerpkeuze, frequentie en plek van de cartoons?
- Hoe ging het zelf maken van een cartoon?